Insulineresistentie als voorbeeld

Insuline is een hormoon dat je lichaam kan gebruiken om te herstellen en zo de gezondheid te bevorderen. Door onze moderne westerse leefstijl gebruiken wij insuline echter vooral om de glucosewaarden in het bloed reguleren. Als je veel geraffineerde koolhydraten, zoals brood, aardappelen, pasta, rijst en potgroenten eet (lees glucose) eet, dan nemen de glucosewaarden in je bloed toe om daarna door insuline weer verlaagd te worden.

Het lichaam gebruikt glucose om energie van te maken. Ook moet er een bepaalde hoeveelheid glucose in het bloed aanwezig zijn t.b.v. energievoorziening van de hersenen. Teveel aan glucose kunnen we niet direct gebruiken. We hebben daarom evolutionair een werkingsmechanisme ontwikkeld om ervoor te zorgen dat die bron van energie niet verloren gaat. We wisten toen niet wanneer we weer opnieuw te eten zouden vinden. Glucose was schaars. Alleen aan het einde van de zomer en begin van de herfst konden we veel glucose eten. Dan was immers het fruit rijp. Het glucose werd omgezet in vet, waardoor onze vetmassa toenam. Dit was handig net voor de winter, waarin nauwelijks nog eten te vinden was. We konden dan het opgeslagen vet als energiebron gebruiken om te overleven. Veel glucose in het bloed veroorzaakt een grote productie van insuline. 

Het werkt als volgt…

Als er glucose in het bloed komt, dan maakt de pancreas (alvleesklier) insuline aan om ervoor te zorgen dat glucose in de cellen wordt opgenomen. Insuline is een soort transportbootje dat door het bloed naar de cellen vaart. Als het bij de deur (receptor) van de cel komt, dan klopt insuline aan en meldt dat er glucose is. De cel is daar blij mee, want hier kan het energie van maken.

Als je geraffineerde koolhydraten eet, dan wordt er in korte tijd veel glucose opgenomen in het bloed. De pancreas gaat dan ook veel insuline produceren om de glucose naar de cellen te brengen. Als je vaak geraffineerde koolhydraten eet, dan gaat de pancreas zich hierop voorbereiden. Het gaat vooraf veel insuline produceren om dit na het eten in grote hoeveelheden in het bloed te dumpen. Zo kan de glucose snel naar de cellen getransporteerd worden. Dit proces gaat met zoveel insuline gepaard dat er na een uur tot 1.5 uur gemakkelijk een tekort aan glucose in het bloed ontstaat. Dit noemen we hypoglykemie. Je kunt dan last krijgen van duizelingen, irritatie, bleek zien, trillen, honger, angst, vermoeidheid, dubbelzien, agressie en/of zweten.

Als insuline soms op de deur van de cel klopt, dan doet de cel open en is deze blij met de glucose. Als er echter vaak op de deur geklopt wordt, dan denkt de cel na een tijdje: barst, ik blijf niet bezig om open te doen. Wij zouden waarschijnlijk hetzelfde doen als er vaak aan onze deur geklopt wordt. Dit noemen we insulineresistentie ofwel het niet meer reageren op insuline door de cel.

De glucose blijft zo langer in het bloed en de pancreas gaat daarom nog meer insuline aanmaken. De insulineresistentie wordt langzaam sterker.

Als glucose langer in het bloed blijft, dan wordt het eerst als glycogeen in lever en spieren opgeslagen. Er is daar dan een soort energievoorraad aanwezig dat gebruikt kan worden als het nodig is. Als die voorraadruimtes vol zijn, wordt het overtollige glucose als vet opgeslagen in de vetcellen. Dit vet wordt normaal gesproken opgeslagen rond het middel: in de buik of op de buik.

Als de cellen door insulineresistentie niet meer open doen voor glucose ontstaat daar natuurlijk een energietekort. We worden vermoeid, ons kraakbeencellen kunnen geen glucose meer opnemen om nieuw kraakbeen aan te maken, we krijgen geheugen- en concentratiestoornissen, we gaan spieren afbreken om glucose van te maken, we vervetten etc. In de oertijd was dit geen enkel probleem. We werden toen alleen insulineresistent als er veel glucose te eten was en dat was zelden. Als er voldoende glucose te eten was, dan gingen we lekker liggen, niet meer bewegen, niet meer nadenken, alleen maar eten en nog eens eten, dan lekker vet opslaan als energiebron voor de tijd dat we niets te eten konden vinden.

Gelukkig of helaas hebben wij in deze moderne tijd het hele jaar door een overvloed aan glucose tot onze beschikking en hoeven nauwelijks nog te bewegen. Hier is ons lichaam evolutionair niet op ingesteld. We gaan vervetten, maar er gebeurt meer. Glucose in het bloed kan zich aan bepaalde aminozuren gaan hechten. Deze vormen samen een verbinding, die Advanced Glycation Endproducts (AGE’s) worden genoemd. AGE products leiden tot ontstekingen, waardoor een overvloed aan glucose op de lange termijn allerlei bijkomende problemen gaat veroorzaken, zoals b.v. hoge bloeddruk, hartritmestoornissen, hart- en vaatziekten, neuropathie, depressie, ADHD en/of oogklachten. Ook kunnen we in ons vet ontstekingsstofjes gaan produceren, waardoor er een domino effect ontstaat.

Als we gedurende lange tijd veel insuline produceren, dan komt er een tijd dat de pancreas zegt: “ik heb zo hard moeten werken dat ik ermee kap. Ik ben uitgeput”. Dat is het moment waarop we diabetes ofwel suikerziekte krijgen.